Was observatie van letselschadeslachtoffer door verzekeraar onrechtmatig?

Verzekeraars zijn in letselschadekwesties voor hun informatievergaring grotendeels afhankelijk van slachtoffers en hun eventuele belangenbehartigers. In deze bijdrage legt advocaat Demen Bülbül van Jeroen Bosch Advocaten aan de hand van een recent gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag en de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek van het Verbond van Verzekeraars uit onder welke omstandigheden het instellen van een persoonlijk onderzoek door een verzekeraar toelaatbaar is.


Foto: Mr. Demen Bülbül is advocaat bij Jeroen Bosch Advocaten, gespecialiseerd in letselschade.

Als er gerede twijfel bestaat over het waarheidsgehalte van de informatieverstrekking door het slachtoffer, kan het zijn dat slachtoffers onderworpen worden aan een persoonlijk onderzoek van de verzekeraar. Een persoonlijk onderzoek is een onderzoek waarbij bijzondere onderzoeksmethoden of -middelen worden gebruikt die inbreuk zouden kunnen maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, zoals het heimelijk observeren van het slachtoffer.
 
Feiten
In het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 9 augustus 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:1732) buigt het gerechtshof zich onder andere over de vraag of verzekeraar Vivat (tegenwoordig bekend als Athora Netherlands) op juiste gronden een persoonlijk onderzoek heeft ingesteld naar een slachtoffer van een verkeersongeval. Het slachtoffer in casu raakte in april 2012 betrokken bij een verkeersongeval, waarvoor Vivat als aansprakelijkheidsverzekeraar van de wederpartij de volledige aansprakelijkheid heeft erkend. Het slachtoffer claimt lichamelijke klachten aan onder andere nek en schouders, alsook psychische klachten en een verkeersfobie overgehouden te hebben aan het ongeval. Het slachtoffer werkte voorafgaand aan het ongeval als rijinstructrice, maar is naar eigen zeggen als gevolg van de bij het ongeval opgelopen klachten volledig arbeidsongeschikt geraakt. Mede in dat kader heeft zij Vivat gedagvaard en gevorderd dat Vivat zal worden veroordeeld om aan haar een bedrag van € 152.295,25 exclusief buitengerechtelijke kosten te betalen.
 
Verweer Vivat 
Vivat betwist dat het slachtoffer ten gevolge van het ongeval van 6 april 2012 – al dan niet volledig – arbeidsongeschikt is geraakt. Vivat wijst op het feit dat het slachtoffer voorafgaand aan het ongeval al kampte met psychische klachten, rug- en nekklachten en hoofdpijnklachten. Het slachtoffer ontving voor het ongeval daarnaast een arbeidsongeschiktheidsuitkering en was dus niet volledig arbeidsgeschikt. Hierover heeft het slachtoffer echter niets gemeld. Het causaal verband tussen het ongeval en de door het slachtoffer gestelde klachten en beperkingen en de gestelde schade wordt derhalve betwist door Vivat, waardoor Vivat van mening is dat zij niet gehouden is tot betaling van het door het slachtoffer gevorderde bedrag van € 152.295,25. 
 
Daarnaast betwist Vivat dat het slachtoffer als gevolg van het ongeval een verkeersangst heeft ontwikkeld, nu zij haar bevoegdheid om als rijinstructrice te werken omstreeks januari/februari 2016 heeft verlengd en zij ook rijles geeft. Vivat baseert het voorgaande onder andere op een persoonlijk onderzoek dat op 22 februari 2016 en 23 februari 2016 in opdracht van Vivat is verricht door Secure Advance. Secure Advance heeft het slachtoffer gedurende twee dagen vanaf de openbare weg heimelijk geobserveerd en geconstateerd dat zij zelfstandig auto reed en een lesbordje op het dak van haar auto plaatste en als bijrijder een rit maakte met een jonge vrouw. 

Omdat is gebleken dat het slachtoffer herhaaldelijk onware en/of misleidende informatie heeft verstrekt aan Vivat, heeft Vivat het slachtoffer in mei 2016 voor de duur van acht jaar laten registreren in het Centraal Informatie Systeem. Een dergelijke registratie beperkt het slachtoffer in haar mogelijkheden om financiële transacties aan te gaan, waaronder het afsluiten van een autoverzekering, en heeft dus verstrekkende gevolgen. 
 
Is het persoonlijk onderzoek van Vivat rechtmatig geweest?
Het gerechtshof buigt zich zoals reeds vermeld over de vraag of Vivat op juiste gronden een persoonlijk onderzoek heeft verricht naar het slachtoffer en of het onderzoek rechtmatig is geweest. Deze vraag is van belang omdat bewijsmateriaal dat verkregen is uit een onrechtmatig ingesteld persoonlijk onderzoek, uitgesloten kan worden indien sprake is van bijkomende omstandigheden (blijkt onder andere uit Rechtbank Oost-Brabant 25 augustus 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:4615). 
 
In casu stelt het slachtoffer dat Vivat door een persoonlijk onderzoek naar haar te verrichten een ongerechtvaardigde en onrechtmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer heeft gemaakt. Het slachtoffer wijst onder andere op het feit dat zij op 22 februari 2016 van 07.00 tot 14.00 uur is geobserveerd en op 23 februari 2016 van 07.00 tot 13.00 uur opnieuw. Dergelijke observaties zijn voor degene die het betreft heel ingrijpend, betoogt het slachtoffer. Eenmaal met de uitkomsten ervan geconfronteerd was het slachtoffer aangedaan en werd zij argwanend en angstig jegens/voor derden. Zij had het idee nog steeds geobserveerd te worden en in het verleden vaker dan door Vivat opgegeven geobserveerd te zijn. Volgens het slachtoffer is het persoonlijk onderzoek onrechtmatig geweest en dienen de resultaten van het persoonlijk onderzoek buiten beschouwing gelaten te worden. Daardoor zou onder andere de opname van haar gegevens in de registers van het Centraal Informatie Systeem onterecht zijn. 
 
Toetsingskader Gedragscode Persoonlijk Onderzoek 
Of het in opdracht van Vivat uitgevoerde persoonlijk onderzoek rechtmatig is geweest, wordt door het gerechtshof getoetst aan de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek van het Verbond van Verzekeraars. Deze gedragscode voorziet in de mogelijkheid voor verzekeraars om betrokkenen te onderwerpen aan een persoonlijk onderzoek indien zij betalingen dreigen te doen aan eisende partijen die daar in werkelijkheid geen recht op blijken te hebben. Een persoonlijk onderzoek kan worden ingesteld in twee gevallen, namelijk:
 
  • nadat het ingestelde feitenonderzoek geen of onvoldoende uitsluitsel geeft voor het nemen van een beslissing bij een verzekeringsaanvraag, lopende verzekeringsovereenkomst, schademelding of andere aanspraak op uitkering of prestatie, óf 
  • nadat gerede twijfel is ontstaan over de juistheid of volledigheid van de resultaten van het feitenonderzoek, zodanig dat bij de verzekeraar een redelijk vermoeden van verzekeringsfraude of andere vormen van oneigenlijk gebruik van verzekeringsproducten of diensten is ontstaan.
 
Omdat het instellen van een persoonlijk onderzoek, waarbij betrokkenen geïnterviewd en geobserveerd kunnen worden en informatie ingewonnen kan worden bij derden over de betrokkenen, een inbreuk kan maken op de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene, dient dit persoonlijk onderzoek voorts te voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Met proportionaliteit wordt bedoeld dat de belangen van de verzekeraar een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene rechtvaardigen; met subsidiariteit wordt bedoeld of het ingestelde persoonlijk onderzoek het enige aan de verzekeraar ten dienste staande middel is, dan wel of er andere mogelijkheden van onderzoek zijn die tot minder inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene leiden maar wel hetzelfde resultaat kunnen opleveren.
 
Beoordeling gerechtshof
Het Gerechtshof Den Haag buigt zich allereerst over de vraag of Vivat een persoonlijk onderzoek heeft mogen instellen. Dat is volgens het gerechtshof het geval geweest, omdat het slachtoffer over haar reeds bestaande klachten voorafgaand aan het onderhavige ongeval bij herhaling niet naar waarheid heeft verklaard tegenover Vivat. Zo heeft een schaderegelaar van Vivat het slachtoffer op 9 november 2012 tijdens een huisbezoek gevraagd naar haar medische voorgeschiedenis. Zij heeft daar toen over verklaard dat zij voor het ongeval gezond was, dat zij geen vergelijkbare klachten en beperkingen ervoer en dat zij niet arbeidsongeschikt was. Later is uit medische informatie van de psychiater gebleken dat het slachtoffer in 2007 tweemaal betrokken is geweest bij een verkeersongeval. Daaraan heeft zij psychische en lichamelijke klachten overgehouden, welke klachten zij op 9 november 2012, toen haar werd gevraagd naar haar medische voorgeschiedenis, heeft verzwegen. Derhalve is gerede twijfel ontstaan over de juistheid van de uitlatingen van het slachtoffer, zodanig dat bij Vivat het redelijk vermoeden is ontstaan dat het slachtoffer aanspraak heeft willen maken op een schadevergoeding waar zij geen recht op had, en heeft Vivat mogen overgaan tot het instellen van een persoonlijk onderzoek.
 
Voorts is de vraag of het persoonlijk onderzoek van Vivat heeft voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ook dat is volgens het gerechtshof het geval geweest. 
 
Het gerechtshof is allereerst van mening dat de ingezette onderzoeksmiddelen proportioneel zijn. Het gerechtshof stelt voorop dat tegenover het belang van het slachtoffer op de bescherming en eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer het (financiële) belang van Vivat staat om geen (aanmerkelijke) betalingen te doen aan eisende partijen die daar in werkelijkheid geen recht op blijken te hebben. Het gerechtshof stelt dat de observatie van het slachtoffer door Secure Advance qua omvang en duur beperkt is geweest, nu zij vanaf de openbare weg tweemaal gedurende telkens een gedeelte van de dag geobserveerd is, te weten op 22 februari 2016 van 07.00 uur tot 14.00 uur, en op 23 februari 2016 van 07.00 uur tot 13.00 uur. Het gerechtshof acht dit in de omstandigheden van het geval proportioneel, gelet op de betrokken belangen over en weer en de (terechte) twijfels omtrent de uitlatingen van het slachtoffer. 
 
Voorts is volgens het gerechtshof ook voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel. Volgens het gerechtshof had het voor Vivat geen zin meer om het slachtoffer nogmaals of genuanceerder te vragen naar haar medische, arbeidsgerelateerde en/of financiële situatie, nu zij al meermaals onware en/of misleidende antwoorden had gegeven op de verschillende aan haar gestelde vragen. Die onware en/of misleidende antwoorden zijn volgens het gerechtshof van dien aard dat het verkrijgen van juiste, volledige en actuele informatie langs de weg van verdere bevraging van het slachtoffer, in redelijkheid niet te verwachten viel.
 
Conclusie
De conclusie van het gerechtshof luidt dan ook dat het door Vivat ingestelde persoonlijk onderzoek rechtmatig is geweest. Dit betekent dat de uitkomsten van het persoonlijk onderzoek door het gerechtshof meegewogen worden bij de beoordeling van de door het slachtoffer gestelde klachten en beperkingen en de gestelde schade. Het gerechtshof concludeert dat het causaal verband tussen de door het slachtoffer gestelde klachten en beperkingen niet vast is komen te staan, en dat de gevorderde schade in zijn geheel dus niet toewijsbaar is. Ten aanzien van de opname van de gegevens van het slachtoffer in de registers van het Centraal Informatie Systeem, merkt het gerechtshof op dat deze opname, gelet op de belangen over en weer, gerechtvaardigd en proportioneel is en blijft staan. Het gerechtshof sluit hiermee op beide punten aan bij het oordeel van de rechtbank in eerste aanleg. 
 
Geplaatst op 21-10-2022

Volgende >


Share on: