Eigen schuld door stilstaan op de vluchtstrook vanwege dodenherdenking?

In deze bijdrage gaat Holla Legal & Tax in op een ongeval wat op 4 mei rond acht uur in de avond heeft plaatsgevonden. Op de vluchtstrook is een ongeluk gebeurd waarbij een automobilist met zijn auto achterop een stilstaande bestelbus is gereden. De bus stond met ingeschakelde alarmlichten geparkeerd op de vluchtstrook om twee minuten stilte te houden vanwege dodenherdenking.

De gedupeerde heeft zich voor zijn letselschade gemeld bij zijn SVI-verzekeraar (ASR). ASR heeft de WAM-verzekeraar van de personenauto verzocht aansprakelijkheid voor het ongeval te erkennen. De WAM-verzekeraar heeft voor 50% aansprakelijkheid erkend en vervolgens de volledige cascoschade aan de bedrijfsbus vergoed. 
 
Tussen ASR en de gedupeerde is op enig moment verschil van inzicht over de schadeafwikkeling ontstaan en daarnaast is er een discussie tussen de WAM-verzekeraar en de gedupeerde ontstaan over de eigen schuld. 
 
In dit deelgeschil vordert de gedupeerde een verklaring voor recht dat de veroorzaker van het ongeval en de WAM-verzekeraar hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de opgelopen schade. De gedupeerde legt daaraan onder andere ten grondslag dat de WAM-verzekeraar door de volledige schade van de bus te vergoeden haar rechten om een beroep op eigen schuld te doen heeft verwerkt.

De rechtbank overweegt dat de automobilist – door te rijden met een hoge snelheid en onoplettend te zijn op het verkeer met als gevolg dat hij van zijn rijbaan is afgeweken en op de vluchtstrook terecht is gekomen waar de bestelbus van de gedupeerde stond – art. 5 WVW heeft geschonden. Bovendien heeft hij, net als de gedupeerde, art. 43 lid 3 RVV overtreden door zonder noodzaak over de vluchtstrook te rijden, aldus de rechtbank. De automobilst stelt dat er sprake is van 50% eigen schuld van de gedupeerde. 
 
De rechtbank oordeelt dat om rechtsverwerking te kunnen aannemen nodig is dat de rechthebbende zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is enkel tijdsverloop daarvoor onvoldoende. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt. 
 
De rechtbank betrekt daarbij in haar oordeel dat de WAM-verzekeraar weliswaar de volledige cascoschade aan de gedupeerde vergoed, maar dat zij dit verplicht was op grond van de Overeenkomst Vereenvoudigde Schaderegeling van het Verbond van Verzekeraars. Volgens de rechtbank zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerders hun recht hebben verwerkt. 
 
Hoewel de rechtbank begrijpt dat verzoeker twee minuten stilte wilde houden, oordeelt de rechtbank dat de gedupeerde kan worden aangerekend dat hij ervoor koos stil te staan op de vluchtstrook van een snelweg. Het stilstaan op de vluchtstrook mag alleen in noodgevallen omdat het risicovol is doordat op relatief korte afstand op de snelweg het overige verkeer met hoge snelheid langsrijdt, aldus de rechtbank. De rechtbank overweegt dat de gedupeerde ervoor had moeten kiezen om tijdig een parkeerplaats op te zoeken, of zijn reisplan zodanig aan te passen dat hij op een andere plaats kon stilhouden. De rechtbank oordeelt dat beide verkeersfouten aanleiding hebben gegeven tot het ongeval, maar dat de verkeersfout van de automobilist ernstiger is dan die van de gedupeerde. De rechtbank komt tot de conclusie dat de automobilist voor 80% de schade van de gedupeerde moet vergoeden.
Bron: Holla Legal & Tax
Geplaatst op 03-03-2023

< VorigeVolgende >


Share on: